KLIK HIER VOOR INFORMATIE |
COLUMNSOver belevenissen en inzichten |
CLICK HERE FOR |
Tijdens een scheikundeles op school verwonderde ik mij eens over de gigantische leegte waaruit atomen bestaan. De leraar was erg druk bezig om uit te gaan leggen uit wat voor deeltjes een atoom is opgebouwd. Maar ik bleef hangen bij die leegte. Ik hoorde nauwelijks meer wat de leraar verder allemaal had te vertellen. Want die leegte binnen in een atoom vond ik zo verbijsterend, dat ik mij voorlopig moeilijk meer bezig kon gaan houden met wat er zich dan voor het overige nog in een atoom bevond. Namelijk de elektronen; de protonen en de neutronen. De scheikundeleraar had ons net duidelijk gemaakt hoe de proporties van die materiedeeltjes zich verhouden tot die van de atomen zelf. Hij had ons jonge brein geconfronteerd met de enorme betrekkelijkheid van ons menselijk bestaan en vervolgens ging hij helemaal voorbij aan de consequenties van die onvoorstelbare leegte binnenin de atomen. Tijdens de biologielessen had ik vernomen dat wij mensen voor 65 procent uit water bestaan. Maar nu kwam ik er achter dat wij voor een nog veel groter gedeelte uit leegte bestaan. En die leraar praatte maar gewoon door over elektronen; over protonen en over neutronen. 'Maar waarom zakken wij niet als een plumpudding in elkaar, als wij zo ontzettend subtiel zijn opgebouwd?', dacht ik. Atomen hebben geen wanden, begreep ik. 'Maar wat geeft die atomen dan de stevigheid?', vroeg ik mij af. Toen begon hij te praten over de banen die de subatomaire atoomdeeltjes in dat atoom afleggen en hij vertelde dat dIe atoomdeeltjes (de elektronen) die banen slechts met heel veel geweld zouden kunnen verlaten. (Om dan terecht te komen in een baan die minstens een halve golflengte verschilt van de baan waarin zij zich bevonden).
En ik begon te piekeren over het rondslingeren van een zwaar voorwerp aan een touw, wat ik in het verleden als kind vaak had gedaan. En dat ik mij toen verwonderde over de vrije ruimte die ik daarmee om mijzelf heen creëerde. Die aldus gecreëerde vrije ruimte om mij heen was voor andere kinderen niet doordringbaar zonder gevaar op te lopen. 'De baan van dat rondslingerende voorwerp creëert een schil om de vrije ruimte om mij heen', dacht ik toen ik daar mee bezig was. En nu miste ik weer een groot deel van de les, want ik droomde door op dat interessante gegeven. De banen van die rondslingerende deeltjes, geven een schil van stevigheid aan het atoom', bedacht ik mij. 'Maar als die schil toch nog op de een of andere wijze zou kunnen worden verbroken, dan blijft er van het atoom bijna niets over. Ontzettend veel minder zelfs dan van een geknapte luchtballon'. Enkele weken later moesten wij tijdens een scheikunderepetitie beschrijven waaruit een atoom is opgebouwd. En hoewel ik wel vermoedde dat ik het eigenlijk niet zou moeten doen, antwoordde ik toen toch dat een atoom niet alleen is opgebouwd uit elektronen; protonen; neutronen, maar vooral ook uit een onvoorstelbaar grote leegte. Want het was die leegte die mij zo had geïmponeerd. En natuurlijk, wanneer je wilt beschrijven met wat voor materialen je een huis kunt gaan bouwen, noem je natuurlijk niet de leegte. Dus mijn antwoord op die repetitievraag was ook niet correct. En het werd dan ook helemaal fout gerekend. Voor mij was de wijze waarop ik die vraag had beantwoord een proefballonnetje geweest. Maar dat ballonnetje..., dat knapte wel tot mijn spijt!