KLIK HIER VOOR INFORMATIE |
COLUMNSOver belevenissen en inzichten |
CLICK HERE FOR |
Toen hij op 15-jarige leeftijd voor het vervolg van zijn opleiding een voorlopige beroepskeuze moest gaan maken, dacht hij zich in zijn latere professie te gaan richten op het oplossen van het wereldvoedselprobleem. Hoe idealistisch dit ook mocht zijn! In die jaren was er een groot tekort aan voedsel in de wereld, om alle monden van genoeg voedsel te kunnen voorzien. En bovendien het aantal mensen dat de aarde bevolkte steeg ook nog eens razendsnel. Dus wat kon hij als idealistische jonge knul beter gaan doen dan aan dat wereldvoedselprobleem te gaan werken? En ja, hij was niet zo onnozel om niet te beseffen dat dit probleem voor een groot deel te maken had met geopolitieke problemen.
Maar eerst en vooral moest er voor gezorgd worden dat er kwantitatief genoeg voedsel voor de wereldbevolking aanwezig zou zijn, om überhaupt aan een oplossing van dit probleem via de wereldpolitiek te kúnnen gaan denken. Er was, zo wist hij, vooral een tekort aan eiwithoudende voedselproducten, zoals bijvoorbeeld de voedselproducten die melk als basisproduct hebben. Met het produceren van meer melk zou dus een relevante bijdrage geleverd kunnen worden aan het kwantitatieve voedseltekort in de wereld. Meer melk zou geproduceerd kunnen worden door het houden van meer koeien. Maar aan het houden van méér koeien, zijn duidelijke grenzen verbonden. Want méér koeien nemen méér voedsel tot zich. En aan de productie van veevoer zijn nu eenmaal duidelijke limieten verbonden. Maar ja, het aantal hectares waarop veevoer zou kunnen worden verbouwd zou niet onbegrensd kunnen gaan toenemen. Dus moest de melkproductie per koe toenemen. Dat besefte hij maar al te goed. En dat laatste was zondermeer mogelijk, gezien het grote verschil in melkproductie per afzonderlijke koe. De ene koe produceerde nu eenmaal veel meer melk dan de andere koe. Dit terwijl ze hetzelfde voer van de betreffende veehouders kregen.
Dus kon de erfelijke aanleg van de koeien voor het produceren van melk drastisch worden verhoogd. Om dat te bereiken zouden er dus dekstieren moeten worden gebruikt die de aanleg voor melkproductie wisten te verhogen. Die stieren waren ook toen al aanwezig. Sommige veehouders hadden tenminste eens een dergelijk stier op stal staan. Dat wist hij maar al te goed! Dus zo'n stier zou meer koeien moeten bevruchten dan tot dan toe het geval was. Maar stieren zijn niet in staat om achter elkaar meer dan 1 á 2 koeien te dekken. Dus dat schiet niet op om te bereiken dat er een groot aantal koeien van een dergelijke stier drachtig zouden moeten worden. Het sperma wat een dergelijk stier produceerde zou dus efficiënter moeten worden gebruikt.
Dat was mogelijk door het toepassen van kunstmatige inbrenging van verdund sperma in het geslachtsapparaat van koeien. Er waren toen al veehouders welke die techniek met succes bij hun koeien lieten uitvoeren. Om het wereldvoedselprobleem te helpen oplossen, zou men dus meer koeien door middel van kunstmatige inbrenging van sperma moeten zien te bevruchten van de allerbeste stieren. Daar wilde deze jonge knul zich beroepsmatig dan ook graag mee bezig gaan houden. Hij zag toen best grote mogelijkheden om zich aldus op dit vlak nuttig te gaan maken. Als de dochters van de ene stier per jaar gemakkelijk veel meer melk wisten te produceren, dan die van een andere stier, was het zeer wel mogelijk om de melkproductie te verhogen, Namelijk door juist díé stieren te gaan gebruiken welke de aanleg voor melkproductie wisten te verhogen. Een probleem hierbij was echter dat men pas achteraf wist dat een bepaalde stier een hoge aanleg voor melkproductie had overgeërfd. Dus zou men een aantal dekrijpe jonge stieren moeten gaan uittesten op hun erfelijke eigenschap tot het produceren van meer melk dan hun leeftijdsgenoten. De professoren aan de universiteit van Wageningen zagen hier ook het belang van in. Dus bedachten zij een wetenschappelijk goed doortimmerd systeem waarmee dergelijk stieren boven zouden komen drijven. Dit systeem werd gelanceerd met de aanduiding: proef-, wacht- en fokstierensysteem. Kortweg: het PWF-systeem. En na een beperkt aantal jaren bleek de toepassing van dit systeem de veehouders in Nederland bepaald geen windeieren te hebben gelegd. De melkproductie per koe schoot omhoog. En daarmee de totale melkproductie in Nederland. Alhoewel dat niet alleen kwam door het gebruik maken van de beste stieren, maar ook door een verbeterde veevoeding en een verbeterde huisvesting. De positieve inbreng van de Landbouw Universteit in Wageningen bracht ook op die vakgebieden zijn revenuen op. Maar al die verbeteringen moesten natuurlijk wel in de praktijk worden geïmplanteerd. Studenten van de vele verschillende landbouwopleidingen gingen daarmee aan de slag. En al gauw bleek toen dat de voedseltekorten in de wereld duidelijk minder groot werden. In Europees-verband werd ook nog eens veel gedaan om de politieke belemmeringen voor het verbeteren van de voedselverdeling grotendeels op te lossen. Ook dat bracht zo langzamerhand zijn vruchten op. Alhoewel er ook steeds weer rampen en oorlogen vóórkwamen, die veroorzaakten dat er toch nog teveel grote problemen op het gebied van de voedselvoorziening bleven bestaan.
De voedselproductie was ondertussen in Nederland zo gegroeid, dat de landbouwexport van ons kleine land op zeker moment zelfs op één na de hoogste was van alle landen op de wereld*. De jonge knul, die wij in het begin van dit artikel tegenkwamen, was hier dan ook terecht zeer trots op! Al moest hij wel erkennen dat ook de tuinbouwsector in Nederland veel aan de grote groei van de Nederlandse landbouwexport had bijgedragen.
* De landbouwexport van de Verenigde Staten van Amerika overtrof ook dat jaar de Nederlandse landbbouwexport. Maar dat zou ook wel minstens van zo'n immens groot land moeten worden verwacht.