KLIK HIER VOOR INFORMATIE |
COLUMNSOver belevenissen en inzichten |
CLICK HERE FOR |
Mijn métier is enkele decennia lang het insemineren van koeien geweest. Dat wil zeggen het op artificiële wijze inbrengen van een kleine portie sterk verdund semen (sperma) in de uterus (de baarmoeder) van de koe. Voor het uitvoeren van de inseminaties moest ik de hindernissen in het nauwe kanaal van de cervix (baarmoederhals) zien te passeren. En dat geheel en alleen met fingerspitzengefühl). De cervix van de koe moest ik daarbij om de pistolet kunnen zien heen te leiden. En dat vanuit de endeldarm van de koe. Die endeldarm zat soms nog vol met fecaliën van de koe. Soms zo vol dat de manipulatie van de cervix dan zeer moeilijk kon worden uitgevoerd. 'Hoe zal ik ooit in staat kunnen zijn om dat nauwe cervixkanaal om die betrekkelijk dikke pistolet heen te krijgen', dacht ik in eerste instantie toen ik daar tijdens mijn opleiding, met mijn arm diep in de kont van de steeds zijdelings heen en weer stappende koe, stond te zweten.
Goed, uiteindelijk krijgt men een dergelijke manoeuvre wel voor elkaar. Maar toch, het moest wel dusdanig worden uitgevoerd dat de kans optimaal zou zijn dat de koe van de betreffende inseminatie drachtig zou worden. Als inseminator is men nu eenmaal aangesteld om zijn werk zo perfect mogelijk te doen. En in de praktijk valt dat wel eens tegen, gezien de altijd weer optredende verschillen in bevruchtingsresultaten van de door inseminatoren uitgevoerde inseminaties. Men weet later heel vaak niet meer goed welke techniek eigenlijk precies tot goede bevruchtingsresultaten heeft geleid en welke niet. Iedere inseminator heeft wel bepaalde technieken die volgens zijn eigen inzicht tot goede resultaten zouden moeten gaan leiden. Maar toch blijft het altijd moeilijk om achteraf te weten te komen in hoeverre die technieken goed zouden kunnen zijn geweest.
Ik zelf had altijd veel aandacht voor de specifieke afwijkingen aan het geslachtsapparaat van de koeien. Ik streefde er naar om zoveel mogelijk de koeien, waarbij dergelijke afwijkingen voorkwamen, toch nog drachtig te krijgen. Maar ook mijn collega's deden natuurlijk hun uiterste best om hun werk zo goed mogelijk uit te voeren. Wij lieten elkaar vaak niet weten welke technieken achteraf tot de beste resultaten zouden hebben geleid. 'Waarom niet?', zult u vragen. Nou ten eerste omdat wij daar dan vaak niet zeker genoeg over waren. En ten tweede vanuit een stukje beroepseer. Een timmerman zal ook niet altijd uitgebreid en ongevraagd aan zijn collega's gaan vertellen wat zijn specifieke timmermanskunsten zijn. Doet hij dat wel, dan zou dat zijn specifieke positie tussen zijn collega's kunnen gaan ondergraven. Het zou ook de allure opwekken dat hij het beter zou weten. En daar moeten mensen altijd erg voorzichtig mee zijn. Toch had ik zelf altijd wel graag van hen willen hebben vernomen wat juist hún grote geheimen waren voor een perfecte uitvoering van hun werk.
Een voorbeeld van een techniek waarmee ikzelf goede resultaten meende te behalen, was bij koeien waarbij de passage van de cervix moeilijkheden opleverde, ondanks het feit dat dat eigenlijk niet het geval zou moeten zijn, omdat er sprake was van een regelmatige vruchtbaarheidscyclus. Als zulke koeien van de bij hun uitgevoerde inseminaties maar steeds weer niet drachtig bleken te zijn geworden, paste ik een techniek toe waarbij de bevruchting vaak wel tot stand kwam. In dat geval had ik de gewoonte om te proberen de eventuele blokkade in de cervix van die koe te gaan opheffen. Namelijk door met de pistolet heel voorzichtig de cervix van binnenuit te gaan masseren. Als ik dat maar lang genoeg volhield, was mijn ervaring, ontsloot op zeker moment de cervix namelijk ruim voldoende, om deze over de pistolet heen te kunnen gaan voeren. Als dat uiteindelijk lukte, was de kans (naar mijn ervaring) groot, dat de betreffende koe van die inseminatie drachtig zou gaan worden. Men moest daarbij dan echter zeker niet proberen om de doorgang van de cervix te gaan forceren. Dat wist ik maar al te goed! Als men dat wel zou doen, zou dat tot een inwendige verwonding leiden. En die verwonding zou de huidige bevuchting van die koe dan niet alleen kunnen verhinderen, maar ook de latere bevruchting van die koe. Want door littekenvorming in het inwendige van het cervixkanaal zou de passage van de spermatozoïden later volledig geblokkeerd kunnen blijken te zijn. Als een dergelijke koe goed bronstig zou zijn, zou het cervixkanaal na enige tijd van voortdurende massage tijdens de inseminatie, wel zeker voldoende blijken te gaan dilateren.
Mocht ondanks alles de mogelijke passage van het cervixkanaal nog steeds niet erg blijken te vlotten, dan probeerde ik bovendien de afgifte van het hormoon oxytocine te bevorderen, namelijk door zachtjes met mijn linker hand over de uterus heen te gaan strelen. Dat had vaak een verrassend effect op de afgifte van oxytocine, met als gevolg een verruiming van het cervixkanaal.
Side note: Het hormoon oxytocine heeft bij afgifte in het bloed een veelheid van goede invloeden op de lichaamsfuncties van de koe.
Tijdens de drachtigheid zet oxytocine op zeker moment ondermeer het spierweefsel van de baarmoeder aan tot regelmatige samentrekkingen. Dit verschijnsel staat bekend onder de benaming: 'weeën'. Maar als er nog in de verste verte geen sprake is van drachtigheid, doet oxytocine onder bepaalde omstandigheden ook zijn invloed gelden bij het openen van de cervix van de koe. Pas als de cervix open is, kan het eventueel in de vagina aanwezige sperma doordringen tot in de juiste oviduct van de koe. Het kalf dat na de bevalling van de koe is geboren, moet natuurlijk door de moederkoe worden gevoed. De melk die er voor dient om het kalf te voeden, moet op zeker moment door de melkklieren in de uier worden losgelaten. Dat proces vindt ook niet eerder plaats dan nadat er oxytocine in de de melkklieren terecht is gekomen. Tijdens het zogen van het kalf en tevens tijdens het melken van de koe moeten die melkklieren de melk vervolgens loslaten. Dit om te bereiken dat er melk in de uier en in de spenen van de koe terechtkomt.
Het bloedverlies dat na het afkalven van de koe optreedt, wordt ook onder de invloed van oxytocine in goede banen geleid. Verder versterkt oxytocine het kuddegevoel onder de koeien, doordat het de koeien een gevoel van onderling vertrouwen geeft. En het brengt het lichaam van koeien tot rust, want het verlaagt de bloeddruk van koeien en het vermindert hun stress.