KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

COLUMNS

Over belevenissen en inzichten

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


Sterrenbeelden

In de tijd van de heerschappij der farao's was er in Egypte veel aandacht voor de constellatie van de sterren aan de hemelkoepel. Als men dat gegeven eens goed bij zich laat inwerken, doet zich de vraag voor waarom dat zo was. Wat was er in die tijd in Egypte toch zo bijzonder aan het gesternte dat het die bijzondere gerichtheid van de mensen op de hemellichamen zal weten te verklaren?

Als men zich de leefsituatie van dat oude volk voor ogen probeert te halen, zal men zich realiseren dat de mensen in Egypte toen erg betrokken moeten zijn geweest bij de nachtelijke hemelkoepel. In een open landschap waarvan toentertijd in Egypte sprake moet zijn geweest, ziet men tijdens de donkere nachtelijke uren nu eenmaal een groot deel van de hemelkoepel. Onder de leefomstandigheden van die mensen was de hemelkoepel zeer prominent aanwezig. Dat gegeven is zondermeer duidelijk.

Als men dat gegeven goed tot zich laat doordringen, zal men zich vervolgens gaan afvragen of deze situatie zich niet bij meer volken in de oudheid heeft voorgedaan. Volken die net als het oude volk van Egypte in een open landschap leefden en waar de hemelkoepel tijdens de lange nachtelijke uren al even prominent aanwezig was.

Als men zich dat overdenkt, komt men als vanzelf op het oeroude volk der Friezen terecht. De Friezen leefden in de contreien van West-Europa immers ook in een erg open landschap. Een landschap waarin de hemelkoepel, met zijn grote hoeveelheid sterren, veel indruk op de mensen moet hebben gemaakt. En waar de sterrenbeelden, net als in Egypte, op bepaalde tijden stuk voor stuk ook op de horizon konden worden waargenomen. Dat laatste gegeven moet bij volken, die met de vermeende mysteries van de sterrenhemel zijn opgegroeid, veel indruk hebben gemaakt.

De Egyptenaren hebben, zoals bekend mag worden gesteld, de sterrenbeelden met hun bouwwerken in het landschap uitgebeeld. Dat wetende, moet men zich afvragen in hoeverre de oude volken die zich in ónze contreien ophielden niet ook de behoefte moeten hebben gevoeld om hun verbondenheid met de hemelkoepel in het landschap te gaan uitbeelden. Zijn er met andere woorden, punten in het landschap van Friesland waar te nemen die aan de sterren van de hemelkoepel doen denken? En als voortvloeisel op die vraag: zijn er bij de onderlinge plaatsing van die kenmerkende punten in het landschap ook overeenkomsten te vinden bij de onderlinge presentie van de hemellichamen aan de hemelkoepel?

Het antwoord daarop lijkt zondermeer positief te kunnen worden genoemd. De landschapskenmerken waaraan men wat dat betreft in onze contreien moet denken, zijn de ónnatuurlijke hoogtes in het landschap. En wel de hoogtes in het landschap die duidelijk niet het gevolg zijn van de grondverschuivingen die in de IJstijd in ons gebied hebben plaatsgevonden. Bij de hoogtes in het Friese landschap die wel een uitvloeisel zijn van de ijstijd, kan men denken aan de verschillende karakteristieke verhogingen in het landschap in Appelscha, in Gaasterland, in Warns en in Koudum. En die maar al te duidelijk geïnterpreteerd dienen te worden als morenen van gletsers. Wat betreft de ónnatuurlijke hoogtes in het landschap in Friesland moet men echter denken aan de terpen. De handmatig opgeworpen hoogtes in het landschap. In vroegere tijden zijn in Friesland namelijk heel veel terpen aangelegd. En het wonderlijke is dat men aan de plaatsing van die terpen in het landschap nog heden ten dage kan aflezen dat de mensen toen sterk rekening hielden met de sterrenbeelden, zoals men die aan de hemelkoepel waarnam. Met de plaatsing van de terpen in Friesland lijken althans een flink aantal verschillende sterrenbeelden op de grond te worden uitgebeeld.

Eén en ander wordt op onthullende wijze uit de doeken gedaan door de schrijfster 'Henriette Hemmink', in haar goed geschreven boek met de titel: 'Het geheim der eersten'. Zij heeft dat boek geschreven in samenwerking en naar een idee van de natuurkundige en onderzoeker de heer dr. Emiel Amsterdam. Toen deze geleerde de resultaten van zijn hobbymatige onderzoekingen bekend wilde maken, liep hij tegen het feit aan dat zijn ontdekkingen vrijwel onmogelijk wetenschappelijk waren te onderbouwen. Dit omdat de feiten die hij had ontdekt niet alleen op zeer oude gebeurtenissen waren gestoeld, maar omdat die feiten ook grotendeels als hypothetisch moesten worden beschouwd. Niettemin waren zijn ontdekkingen zo bijzonder dat het uitgesproken kwalijk zou zijn als hij daar niet op nauwgezette wijze ruchtbaarheid aan zou zijn gaan geven.

De heer dr. Emiel Amsterdam uit Hindeloopen, een klein stadje aan de voormalige Friese Zuiderzeekust, is professioneel verbonden aan het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium te Marknesse in de Noordoostpolder. Het spreekt vanzelf dat iemand met een dergelijke functie erg heeft moeten oppassn om geen reputatieschade op te lopen door het naar buiten brengen van een theorie die niet goed wetenschappelijk onderbouwd zou kunnen worden. De keuze van hem om zijn ontdekkingen in een verhaalvorm te gaan gieten en om deze aldus zonder enige scrupule aan het grote publiek te laten weten, is zondermeer bewonderingswaardig. Zijn boek intrigeert in zodanige mate dat het na lezing sterk doet verlangen naar het lezen van een eventueel vervolg van deze uitgave van zijn boek.